Visdraad heb ik niet, maar ik heb wel mijn rode springtouw. Ik bind het aan het beursje vast. Wat dik, maar als ik het vanuit mijn kamerraam laat zakken op de stoep, dan gaat het touw langs de rode bakstenen muur en valt het niet zo op.
Ik hang uit het raam, het beursje ligt op de stoep. Het is maandag, weinig mensen lopen langs en áls ze langslopen, zien ze het niet.
Daar komt mama. Ze stapt van haar fiets, bukt en roept hard: ‘Kijk nou eens wat ik vind?’ Gauw trek ik het beursje naar boven. Gelukt!