‘Dorst,’ stootte ze uit, haar uitgemergelde blik secondenlang op mij gericht, dan wegzwevend naar verre verten. Via het ingebrachte slangetje bovenaan haar zwoegende borstkas diende ik medicatie toe.
Dochter Annemiek, met wie ik haar had opgefrist, bevochtigde haar mond. Drinken kon allang niet meer.
Achter de slaapkamerdeur gingen familieleden stilletjes hun gang. Vaatwerk tinkelde, stemmen fluisterden.
Haar verzonken ogen vonden me opnieuw. ‘Dank, zuster,’ prevelde ze. ‘Voor alles.’
Ik bette haar klamme voorhoofd. ‘Ga maar, lieverd…’
Annemiek onderdrukte een snik.
Toen ik mijn bevindingen noteerde in het zijkamertje greep haar stem me aan, schril, verdriet vermengd met opluchting: ‘Mam? Mama?’
Tevreden over dit artikel? Deel het met anderen voor meer lezers.