‘Kijk eens wie hier is,’ riep opa lachend. Ik liep de woonkamer binnen, recht in oma’s armen. Ik was zes.
‘Kijk eens wie hier is.’ De mooiste zin die ik ooit heb gehoord. Hij erkende mijn bestaan. Van opa mocht ik er zijn. Hij was daar zelfs blij om. Zo blij dat hij het met zijn geliefde deelde. Want hij sprak tegen oma, niet tegen mij.
We zijn dertig jaar verder. Ik ben er nog steeds. Opa niet. Toch hoor ik hem elke ochtend roepen: ‘Kijk eens wie hier is!’ Dat is genoeg om de dag tegemoet te treden.