Een christen roept zijn gelijke naaste voortdurend ter verantwoording:
“Zou jij zolang onvoorwaardelijk voor me willen zorgen, hoelang ik dit hoe dan ook niet voor jou doe, mogelijk zelfs omwille van principiële of overtuigingsgebonden redenen?”
Een vol overtuigd ‘Ja!’ beaamt diens goed christenzijn, het tegendeel verraadt hem als een zwak en misleid mens.
De krant valt in de bus, de vakantie in het water.