Zijn lessen herinner ik mij niet zo goed, zijn figuur des te beter. In het vierde middelbaar was hij onze titularis en onderwees hij ons Engels en Nederlands. Een talenknobbel had hij, zeker! Hij trad dan ook op als tolk wanneer er bij uitzonderlijke gebeurtenissen een taalbarrière diende geslecht te worden. Zo installeerde hij zich bij een spreekbeurt van die fameuze Amerikaanse pater op het podium (de naam Payton resoneert ver weg in mijn achterhoofd, en ik weet al niet meer precies wat die pater Payton zo beroemd maakte in die tijd), en vatte om de paar minuten diens spreekbeurt samen in het Nederlands. En wat ik me van de les Nederlands ook herinner, is dat hij ons in het Duits uitlegde wat humor is. "Humor ist wenn man trotzdem lacht", zei hij, en hij lachte eens voorzichtjes, trotzdem. Want hij was ernstig van aard, hij lachte niet zo vaak. Terugblikkend begrijp ik die ernst. Want de dingen waarmee hij zich inliet, wáren ook ernstig. De minimis non curat praetor, met beuzelarijen hield hij zich niet bezig.
Op een keer sprak hij mij aan na de les, terwijl hij mij een briefje voorhield. Een halve kilo koffie, een pot jam, lucifers, zeep, een blik tomatenconcentraat, een blik dit en een blik dat. En stevig ingepakt naar de goederendienst van de Spoorwegen brengen, richting Hongarije. Een hoop noodhulp, die hij liever bij de ouders van één van zijn leerlingen bestelde.
Een paar maanden later, als de zeep in Hongarije was opgebruikt en zijn budget weer enige ruimte liet voor een nieuw pakket, herhaalde hij de bestelling. En hij deed dit naderhand verschillende keren, zolang ik bij hem in de klas zat. Ik vroeg me vaak af naar wie hij dat pakket mocht opsturen, maar hij gaf daar zelf nooit enige toelichting bij.
Eén van de eerste keren dat hij mij zulke opdracht gegeven had, en ik naderhand met de rekening bij hem kwam, die mijn moeder had meegegeven, schrok hij een beetje.
"Zoveel voor de koffie, zoveel voor de jam, zoveel voor dit en zoveel voor dat, en zoveel voor het transport."
"Zoveel voor het transport?"
"Ja, zoveel voor het transport."
Hij zweeg, keek me aarzelend aan, en vroeg toen of ik geen overgewicht had binnengedragen bij de Spoorwegen. Ik bekende dat ik zijn instructie om zeker onder de vijf kilo te blijven, totaal vergeten was. Ik zag dat die nutteloze uitgave hem moeite kostte, maar hij glimlachte eens, trotzdem, en betaalde.
In het laatste jaar van het middelbaar ontmoette ik hem al niet meer als mijn leraar. Ik was daarom verrast dat hij mij op zekere avond thuis opbelde. In december hadden we op eigen initiatief met de klas een publiek spektakel georganiseerd ten voordele van het Sinterklaasfonds van de school. Het succes ervan prompte ons tot een tweede uitgave enkele maanden later, maar die zouden we wel wat grootser opvatten. We nodigden Miel Cools uit, en Jef Burm, en de Joodse mimespeler Zwi Kanar. De feestzaal van het college zou voor onze ambitie alvast te klein zijn, dus weken we uit naar een feestzaal in de stad. Op een avond belde hij mij dus op, en raadde me aan om die onderneming eerst toch maar met de directeur van de school, de ‘superior’, te bespreken. Ik voelde dat hij er zelf moeite mee had om uit de biecht te spreken. Hij zegde niet met zoveel woorden dat ons avontuur de superior niet zinde, en dat vooral ons voornemen om het hele gedoe buiten het college te doen plaatsvinden diens wrevel opwekte, hij suggereerde het. Hij balanceerde voelbaar tussen twee loyauteiten, ik hoorde zó het dilemma in zijn stem.
En zie, vele jaren later krijg ik een foto van hem onder ogen. De talenknobbel heeft zich op het Spaans geworpen, want hij is als missionaris naar de volksbuurten van Lima getrokken. Nu al vele jaren lang. Er waren hem ernstiger dingen te doen dan de kinderen van het westen Engels en Nederlands te leren. Niet dat hij dat ook niet ernstig deed, wel integendeel, maar dat kon voortaan ook door iemand anders gedaan worden. Voor wat hij ginder ging doen, waren er niét zoveel kandidaten, dus ging hij maar.
Zie hem staan, die fijne, frêle figuur. Naast zijn ezel, die op de Chileense zandwegen wat praktischer is dan een fiets van Belgische makelij. Een pelgrim op tocht, zoals tweeduizend jaar geleden zijn grote voorganger ook op een ezel de tocht inzette. Hij kijkt een beetje schuin voor zich uit, de camera geneert hem wat. En hij glimlacht voorzichtjes, trotzdem.