Op het Lange Voorhout in Den Haag proef ik een zweempje intimiderende historie in de lucht, alsof de straat wil zeggen: Pas op bezoeker! Ik ben niet zo maar een straat. Weet je wel dat ik vroeger Cour de Napoléon heette? Dat hier Leentje Lotje leerde lopen en de Haagse Hopjes werden uitgevonden? Bedenk wel dat in mijn Hotel des Indes de groten der aarde hebben overnacht! Genoeg geschiedenis dus om je onbeduidend en klein door te voelen.
In die gemoedstoestand ontmoette ik haar! Een fraaie hooggehakte elegante damessandaal. Zo maar eenzaam op het trottoir niet ver van een imposante huisdeur. Ze lijkt in de steek te zijn gelaten door de bevallige voet die zij tot voor kort nog liefdevol bekleedde. Zij heeft een verhaal. Zoveel is mij wel duidelijk, maar welk? Ze mankeert niets en straks maakt de stadsreiniging een onverdiend roemloos einde aan haar bestaan. Dat mag niet gebeuren. Niet hier. Niet aan de Lange Voorhout. Ik moet haar recht doen door te verhalen over de zonder twijfel heroïeke scene die vooraf ging aan onze ontmoeting. Onwetend van haar verhaal voel ik aan dat er maar één passende versie van kan zijn.
Een keurige Haagse, aan de slapen licht grijzende, middelbare heer heeft na een middagje wit wijnen in Des Indes zijn in een fleurig zomertoiletje gestoken dame in een daad van zonnige nazomerliefde over de drempel van hun deftige woning getild. ‘Oh Alfred, mijn sandaal!’, had ze nog geroepen, maar hij had haar niet meer gehoord en haar onmiddellijk in de echtelijke sponde getild om, zo dacht hij stout Simplisties, zijn ‘moyenne qua kieren’ eens geducht op te vijzelen. Voor zo’n liefdesdaad offert een sandaal zich vanzelfsprekend op…
