Het is echt zo, de laatste weken ben ik wel eens 'rillerig.' Het woord alleen al bezorgt me de rillingen, maar het past in mijn verzameling klachtjes die eigenlijk geen naam mogen hebben. Nee, ik laat me niet testen op overgangsverschijnselen. Die zijn, voor zover ik het weet, niet besmettelijk. Trouwens, in dat geval had vriendlief ook allang last gehad van instant steenkoude en dan weer roodgloeiende voeten, een wekenlang aanhoudende pseudo ongesteldheid en gooide ook hij meerdere keren per dag de vraag 'ligt het nou aan mij of is het hier zo warm?' in de groep.
Het zijn volslagen onbenulligheden die wat verstrooiing bieden in de huidige toestand van de wereld.
Onlangs is dus het bijvoeglijke naamwoord 'rillerig' aan mijn vocabulaire toegevoegd. Zodra je het uitspreekt ben je in principe definitief een oud wijf. Denk ik.
Eén keer heb ik mijn rillerigheid hardop gedeeld met mijn vriend. Zijn slappe lach sprak boekdelen. Gelijk had ie. Tuurlijk, in een relatie moet je over alles kunnen praten, maar dit soort sufheden laat je beter onbesproken. Voor je 't weet zit je op zondagmiddag van die oude wijvengesprekken te voeren...
'Nou nou nou, wat zit jij te gapen, ben je moe?'
- 'Nee, ben gewoon wat gaperig.'
'Wil je nog koffie?'
- 'Mwah, een halfje, ik heb al twee kopjes gehad.'
'Hoe hoog staat die kachel eigenlijk? Ik vind het hier niks niet warm.'
- 'Ja, is de tijd van het jaar hè..'
'Het hoeft voor mij geen 30 graden te zijn ofzo, maar ik ben zo rillerig!'
- 'Dan haal je toch een vest van boven..'
Ril. Bij de eerstvolgende aanval hou ik wijselijk mijn mond. En haal ik stilletjes een vest van boven.