‘Woehoew! Gedaan met krabben aan de voorruit ‘s morgens! Vaarwel vrieskou! Vanaf nu blijft het altijd twee graden ‘s nachts en vanaf vandaag elke dag een graadje warmer! Daar word ik echt vrolijk van! Vandaag 12 graden, morgen 13, overmorgen 14 en zo gaat het maar door tot zaterdag 18 graden! Daar is eindelijk de lente! Lentekriebeliewiebelies!’
Bij wijze van uitzondering lees ik het weerbericht in de zondagskrant. Mijn wederhelft, die soms een aangeboren talent lijkt te bezitten om mijn opborrelende opwinding over van alles en nog wat vakkundig en efficiënt in de kiem te smoren, wijst mij op het feit dat ik bij elke dag de datum aan het lezen ben en niet de verwachte temperaturen. Dat ik bovendien nagenoeg onverstaanbaar ben en dat ik niet luid zingend moet voorlezen terwijl ik volop in een vreetbui zit.
‘Ik krijg er het heen en weer van,’ mompel ik tegen mezelf terwijl ik voor de vijfde keer naar de koelkast loop om er de almaar krimpende droge worst uit te halen en er een knabbelbaar stukje van circa vier centimeter af te snijden. Ik zit al in de bocht. De bocht is het handigst, want daar gaat het velletje het vlotst los.
Ze heeft natuurlijk wel een punt. Dit is een regelrechte eetaanval. Worst dan nog. Omdatikeen of andere eetstoornis heb of omdat ik ‘worstel’ met een winterdepressie? Ietwat weergevoelig hooguit. Alhoewel, in de winter lijk ik een totaal ander mens dan in de zomer ...Kom op, niet dramatiseren noch psychologischoveranalyseren. Wat eet ik eigenlijk? ‘t Zal mij worst wezen maarmisschien moet ik me daar toch bewuster van worden, van wat ik allemaal argeloos in mijn mond prop. Italiaanse salami, Franse saucisse, Ardense droge worst of van die Spaanse, die kruidige? Ik haal het hele zootjeconstant door elkaar. Zo gaat dat als je chorizofreen bent.
Aha! ‘Aubel’ staat erop. Een dorpje in de provincie Luik. Ardens dus. Wat weet ik beschamend weinig over Wallonië. Ik heb er ook helemaal geen band mee, tenzij enigermate met trappist uit Rochefort, Chimay en Orval.
Op de verpakking lees ik verder dat droge worst bij voorkeur op kamertemperatuur geconsumeerd en liefst zo dun mogelijk gesneden wordt. Op die manier komen alle aroma’s vrij en, zo wordt knipogend vermeld, kan je langer genieten van de worst.
Wat een ongelooflijke, bovendien smakeloos en onnodig naar seks verwijzendeonzin. Koeterwaals. Gebrabbel. Althans dat van die kleine stukjes. Ondertussen heb ik de hele bocht al opgepeuzeld. De overgebleven vijfentwintig centimeter stop ik lekker niet terug in de koelkast en neem ik ongesneden mee naar mijn zondagskrant. Vrouw en kinderen kijken bedenkelijk, zeker als ik op rebelse wijze grote gulzige happen neem, zonder me verder nog iets aan te trekken van het velletje. Zo gaat dat. Die bocht was het kantelpunt. Daarna wordt het bijna een missie om zo’n worst volledig binnen te werken en liefst zo snel mogelijk. Toch een stoornisje misschien.
‘Mijn droge worst nooit meer in de koelkast leggen!’ roep ik smakkend in de richting van een paar gefronste wenkbrauwen. ‘Hij smaakt beter eens ie eruit is.’
Laat de lente maar komen.
.