Om even voor zevenen hoor ik bij de voordeur de mannen van Ziggo. Zij hebben vannacht in de grond staan wroeten om een storing te verhelpen. Mijn vrouw stuurt de fiets langs de hopen zand en stenen die verspreid op straat liggen. Zij moet de trein halen en heeft haast. Ik werp haar een kushandje toe terwijl ik met de werkmannen praat. Hun werkdag zit erop, zij gaan naar bed. Het is hen niet gelukt om de storing te verhelpen. Geen WiFi vandaag. Mijn thuiswerkdag valt in het water en op mijn werk zijn ze van het pad af; vandaag is er geen plaats voor mij op kantoor. Ze bekijken het maar. Ik trek mijn wandelschoenen aan en slenter door de stad in de hoop, tegen beter weten in, om op goede ideeën te komen. Hoe ver ik ook loop, het brengt mij nergens. Ook vandaag blijven gedachten steken in mijn hoofd. Bij thuiskomst zit mijn vrouw aan de eettafel. Ze leest de krant.
‘Vandaag hoef ik niet te werken. De das heeft het treinverkeer platgelegd,’ zegt zij. Ik lach in het besef dat ik gelijk ga krijgen.
‘Ik zei het toch, maak je nooit druk. Volgens Mark leven wij in een gaaf land, maar bij het minste of geringste staat het hele raderwerk stil. Zin in een bakje koffie?’ zeg ik terwijl ik naar de keuken loop. Haar glimlach verraadt haar ontspanning. Ze houdt niet van politiek en gaf nooit sjoege, maar mijn boodschap is wel degelijk overgekomen: wij zijn een kwetsbaar volkje.