"Je krijgt van mij tien euro als ik een ei op je hoofd mag kapotslaan", daagde hij haar uit. Mijn dochter peilde met grote ogen de intenties van haar broer. Waar stuurde hij op aan? Haar jongere broer begon te gniffelen. Op dat moment begreep ik de hilariteit die daags tevoren onder mijn mannelijke nazaten was ontstaan, toen de jongste van de twee met een grote natte kuif aan tafel was verschenen. Even voordien had ik ze in gedrum en gedram bezig gehoord, waarna de jongste naar de badkamer was gelopen 'om zijn haar te kammen.' Toen ik hem bij het zien van die rechtop staande plak haar had gevraagd wat er scheelde, was het slachtoffer zich plots met de dader gaan alliëren, en had hij mijn vraag achteloos weggewuifd: "Niets pa, er scheelt niets."
"Tien euro als ik een ei op je hoofd mag kapotslaan", herhaalde de oudste. Hij besefte niet hoezeer hij mij ergerde, want hij keek verwonderd op toen ik hem in ernst zegde dat hij het ei, dat hij op die manier zou kapotslaan, duur zou betalen.
"Ach kom," protesteerde hij, "wat is daar nu aan gelegen?"
"Eén ei", zei ik, "noch min noch méér. Eén ei. Dát is eraan gelegen. En het zal een duur ei zijn."
"Een ei is een ei", antwoordde hij, "er zijn geen dure en goedkope. Op een paar centen na kosten ze alle evenveel. En wat is dat tegenwoordig nog!"
"Een ei is voedsel", zei ik kribbig, "en daar speel je niet mee".
"Als je zo begint, dan moet je veel, héél veel spelletjes verbieden. Estafette lopen bijvoorbeeld, met in de mond een lepel, waarin een ei ligt. En dan moet je ook geen shampoo kopen met ei in... "
"En als je een klimpaal met bruine zeep insmeert, dan gaat die zeep óók verloren aan iets waarvoor ze niet gemaakt werd", kwam het slachtoffer van gisteren zijn aanrander nog te hulp.
"Dan heeft die zeep tenminste nog tot iéts gediend," riposteerde ik."
"Het ei dat ik kapotsla, zal óók tot iets gediend hebben, namelijk tot ons plezier."
"Voedsel vernietigen omwille van het plezier, kan je zoiets rechtvaardigen?"
"God, een ei!"
"Een ei. Maar dat wat jij zal kapotslaan, zal heel duur zijn," waarschuwde ik nogmaals. Het klonk allemaal wat buiten proportie allicht, als haalde ik een kanon uit om op een mug te schieten. En ongetwijfeld hád het ook iets daarvan, en kreeg het daarvan nog méér naarmate de discussie escaleerde. Maar ik was tot geen toegeving bereid.
Ik zoemde in op het draadgetrokken mandje, dat in de proviandkamer van mijn grootouders op een schap stond, en waarin dagelijks de vijf, zes, zeven eieren, die de kippen opbrachten, voorzichtig werden neergelegd. Voorzichtig om ze zeker niet te breken. Want een ei was niet zomaar een ei, een ei was opbrengst. Een ei diende niet om opgegeten te worden, een ei diende om verkocht te worden. Eén keer per week werd het mandje uit de proviandkamer gehaald, en dat was als ‘madame van den dokteur’ verse eieren kwam kopen. Zélf gunden ze zich geen ei. Op vrijdag werd er haring gegeten, of een snee kaas bij de aardappelen. Want kaas konden ze gratis betrekken van hun zoon; die deed gouden zaken met melkerijen, en dus rolde hij met kaasbollen als met eurocentjes. De producten van het eigen erf echter, die ze niet echt zelf nodig hadden, die moesten opbrengen. Eieren waren kapitaal.
Ik zoemde in op de palmstruiken die het wegje afzoomden doorheen de tuin van het grootouderlijk erf. Eén keer per jaar vormden deze struiken en wat plantsoen daaromheen het nest waarin een merkwaardig soort vogels, de paasklokken, hun eieren verborgen. Alles daarbij was voorspelbaar, ik wist op den duur wát ik wáár zou vinden. In elk geval geen chocolade eieren, die werden steevast in de aangrenzende tuin gedropt, bij ‘den dokteur’. Bij ons waren het onvervalste, verse kippeneitjes, die niet meer terug in het mandje konden verzeild raken, want de vogels van Rome hadden er met een balpen mijn naam op geschreven. Mijn feestelijk Paasontbijt: boerenbrood met roerei. Doch dat was alleen mijn Paasontbijt; de oudjes aten, zoals gewoonlijk, boerenbrood met smout.
Ik zoemde in op het Liberiaanse jongetje, dat ik bijna twee jaar lang zich elke dag op zijn ellebogen en zijn knieën voor ons huis had zien voortslepen, zijn handen en zijn voeten boven de hete zandweg zwevend. Aan dat tafereel hadden alle surrealisten een punt kunnen zuigen. Zekere keer zag ik Harris, onze house boy, op het wrak toestappen. Hij stopte de jongen iets in de hand, ik kon niet uitmaken wat het precies was. Eén ogenblik dacht ik hem tot de orde te roepen; wat had hij nu weer weg gegraaid? Maar ik bedacht me op tijd. Het knekelhuis zakte achterover op zijn bekken, en begon verkrampt maar voorzichtig het gekookte ei te pellen, dat de boy hem had toegestopt. Een ei op overschot, dat terug naar de koelkast was verhuisd. Etensresten van wie door het lot verwend was. `Etensresten`, een woord uit het land van melk en honig. Reikhalzend om zijn ellenbogen op de zandweg niet te moeten verplaatsen, bracht het jongetje zijn hoofd naar voren, doch net vóór hij er wilde in bijten, ontglipte hem het ei, en rolde het een paar elleboogstoten verder. Hij zette zich op zijn knoken en kreupelde het achterna, pootjes in de lucht. Steunend op zijn ellenboog liet hij zijn arm zakken, en raapte het kleinood op. Hij liet zich opzij zakken, stofte het ei af aan zijn broek, bekeek het van alle kanten, werkte de poetsbeurt hier en daar nog wat bij. Dan ging hij wat achterover leunen, inspecteerde het nog eens, en zette toen zijn hagelwitte tanden in het hagelwitte ei.
"Het ei dat je op die manier zal kapotslaan, zal heel duur zijn," zei ik voor de laatste keer. Dan zweeg ik maar. Ik kon eigenlijk niet laten merken hoe kwaad ik wel was, want dat hadden ze vast als buitenissig gezien. Eén ei, immers, ach, één enkel ei.
Een cursiefje of kort verhaal is niet heel belangrijk, vaak zal het mekaar overlappen, maar naar mijn gevoel is een cursiefje vaak toch wat luchtiger van toon.
Wel valt me regelmatig op dat veel schrijvers zich weinig aantrekken van het door de redactie aangegeven maximum te gebruiken woorden, te weten 750 voor een cursiefje en 1250 voor een kort verhaal.
Overigens, lang geleden maakte een toenmalige kennis zich bijzonder druk over het feit dat ik met een suikerklontje speelde. Met 'voedsel' speel je niet, zo wreef hij mij in. Ik vond het een zeer overtrokken reactie.