Breeduit grijnzend staat Gerard Konkelaar in de deuropening.
Om zijn hals heeft hij als een sjaal een witte handdoek gedrapeerd en verder heeft hij alleen een miniem klein slipje aan. Met tijgerprint.
Als wijkverpleegkundige ga ik regelmatig bij Gerard langs, en help hem dan ook met douchen, want hij staat wat instabiel op zijn dunne beentjes.
“Zoooh, Geer”, grinnik ik als ik binnenstap, “ik zal de deur maar snel dichtdoen, want als iemand je zo ziet wordt je vast aangegeven wegens het in het openbaar dragen van aanstootgevende kleding.”
“Nou, ik was gewoon aan het zonnen, hoor”, geeft hij terug, “en dan wil je toch zoveel mogelijk bruin laten worden.”
“Maar zo kan je toch geen mensen ontvangen!”, merk ik op.
“Vin’ je ’t dan niet sexy?”, vraagt hij lachend.
“Jawel”, zeg ik, “dat wel, maar niet als je zesentachtig bent en weet wat er daar”, en ik wijs op het slipje, “achter zit!”
“Daar heb je een punt”, geeft hij toe.
“Ja, jij ook, want meer dan dat is het niet”, grijns ik, “maar je moet wel om de meisjes denken!”
“Meisjes”, kijkt hij verwonderd, “hoezo meisjes?”.
“Jaaah”, leg ik uit, “ de meisjes van de thuiszorg! Als die je zo zien, liggen ze drie weken in coma van schrik, óf springen krijsend voor de tram.”
“Waarschijnlijk het eerste”, voeg ik er aan toe.
Hij schatert het uit, en brult: “Nou had ik je toch mooi tuk, hé maatje, want ik had op de lijst gezien dat JIJ zou komen!”
Wankelend op zijn dunne, melkwitte benen strompelt hij nagniffelend naar de badkamer en als hij op de douchestoel zit……………..draai ik grinnikend de koudwaterkraan open.