‘Hallo, telefoon.’
‘Hoi!’
‘Wat kennen we elkaar al lang, hè?’
‘Zeker, al jaren en jaren.....’
‘En wat hebben we samen al veel meegemaakt. Al die lieve, ontroerende, emotionele, moeilijke, makkelijke, zakelijke, lange, korte gesprekken met zoveel mensen.....’
‘Ja, teveel om op te noemen.’
‘Ik weet nog, lang geleden, toen was je een mooi zwart toestel, met een draaischijf. Leuk was dat.’
‘Nou, dat is zeker lang geleden. Maar ik ben met mijn tijd meegegaan. Ik ben nu meestal draadloos. En ik heet ook anders, bijvoorbeeld mobieltje of smartphone.'
‘Ik ben heel blij met jou. Maar soms ben je wel wat dwingend. Dan blijf je maar rinkelen.’
‘Ja, maar daar heb jij wat op gevonden, toch?’
‘Dat klopt. Dan zet ik je even in gesprek.’
‘Even?! Je zet me soms wel een uur lang in gesprek! Dat vind ik niet leuk. En de mensen, die jou willen bereiken, vinden dat ook niet leuk. Waarom neem je eigenlijk geen antwoordapparaat? Dan kan ik toch mijn werk doen en mensen te woord staan.’
‘Ja, dat zou ik eigenlijk moeten doen. Maar ik schrik vaak van jouw harde geluid. Dan is ‘het in gesprek zetten’ veel rustiger voor mij. Er zijn momenten, dat ik niet gestoord wil worden. Wat mompel je nou?’
‘Nou já, je wilt niet gestoord worden, maar ik vind dit gestoord. Maar oké, zoals je wilt, geen antwoordapparaat.’
‘Fijn, dat je er geen bezwaar tegen hebt. Tot slot wil ik je bedanken voor alle fijne uren, die je me bezorgt. Je bent mijn contact met de buitenwereld. Zonder jou zou ik me heel erg alleen voelen. Maar door jou kan ik zo vaak als ik dat wil met iemand praten. En dat is heel bijzonder. Je bent me heel erg dierbaar.’
‘Dankjewel. Ik bloos ervan. En ik hoop je nog heel lang van dienst te kunnen zijn.'