Het is bijna kerst dus moet er zoals elk jaar kerstboom worden gekocht. Zoals alle jaren deden we dat een week voor de kerst. Deze zaterdag was het zover. Ik verheugde me al dagen net als mijn vader. Dit was voor hem de mooiste tijd van het jaar. Voor we vertrekken maant mijn moeder ons,
‘Niet te groot hoor, het is hier veel te klein voor zo’n grote boom.’ Ze kijkt mijn vader streng aan, nu ja streng? Dat is iets wat ze niet kan, zeker niet naar mijn vader.
‘Ik doe mijn best liefje, maar ik wil een mooie boom’ zegt hij heel duidelijk en vertrekt met mij in zijn kielzog op weg naar het plein. We nemen de fiets mee om de boom op te leggen.
Op het plein niet ver van ons huis staat de kerstbomen verkoper met zijn handel. Hij heeft er echt veel te koop. Geen Nordmann of Servische spar. Nee, hele gewone sparren van klein tot groot. De verkoper kent mijn vader al jaren. ‘Zo, het moet weer een grote boom worden?’ ‘Ja, Ik wil weer zo’n dikke grote boom.’
Ik sta erbij en kijk naar mijn vader. Hij geniet hiervan, hij bepaalt, het is zijn kerstboom. We zijn lang bezig, de klok op de paal geeft inmiddels vijf uur aan, wij zijn al drie uur bezig.
En het wordt een hele grote dikke boom. Papa legt hem op de fiets, ik moet de top vasthouden achter de fiets zodat hij niet opzij zakt. Ik voel me verantwoordelijk.
Zo lopen we naar huis en wachten we af wat mama zal zeggen. Als ze de boom ziet, schrikt ze. ‘De deur staat open, leg die boom maar op het balkon, opzetten doen we toch pas de avond voor kerst’ Papa kijkt haar blij aan, knipoogt naar mij en mama gaat zuchtend zitten..