Moedertje natuur is chagrijnig. Ze heeft vandaag geen zin om mooi weer te spelen. Dwars heeft ze de wind de wolken zó dicht op elkaar laten blazen, dat de zon het lijkt op te geven uit angst haar nog meer te ontstemmen. Het is donker. Dikke regendruppels laten als bommetjes het water in de plassen hoog opspatten. Druppels op het nat, morgen nog wat, zei mijn oude oma daar vroeger over. De regen stoft de bladeren af die in zwaarmoedig groen de regendruppels van zich af schreien. En ik? Ik tracht de gemoedstoestand van de natuur te vangen in een web van woorden waarin ik de ratio probeer op te lossen in gevoel. Dan ontdek ik dat ik niet de natuur maar mijn ziel heb gevangen. Moedertje natuur ís gewoon, het is mijn ziel die daar chagrijn in ziet.