Elke dag in de metro las ze The Herald Tribune. Op een van die dagen hield ze warempel de krant ondersteboven. Ik weigerde over de reden na te denken, checkte nog driemaal of dat wel zo was, en ja, dat was zo, en dat bleef zo, en toen staarde ik wazig naar nergens, want ik had een kater. ’s Anderendaags (ze veroverde gewoonlijk ongeveer dezelfde plek in de metro) las ze weer zoals iedereen (… uit het tijdperk dat er nog in treinen, trams en metro’s papieraal gelezen werd… ). Pas toen viel het me op dat ze al elke dag dezelfde krant mee genomen had – een exemplaar van ongeveer twee maanden geleden, vrijdag de twaalfde april. De hele verdere week bleef dat kloppen: vrijdag de twaalfde april.Een tijdlang was ze er niet meer. Haar plaats in de metro werd door i-phonende en i-paddende bezigaards ingepalmd. Ik vergat haar.In de herfst werd ik uitgenodigd om voor te lezen in het Centrum voor Volwassenen Onderwijs. Het moest (uiteraard) een boeiend verhaal zijn dat ongeveer een halfuur duurde. Het mocht best wat schuin of aangebrand zijn, want het ging immers om instemmende volwassenen. Wel werd me afgeraden moeilijke of lange woorden te gebruiken, want de doelgroep betrof grote mensen die leerden lezen. Door omstandigheden hadden ze dat nooit kunnen doen.Toen ik die bewuste avond met Roald Dahl’s verhaal ‘Gelijk oversteken’ verscheen, ontdekte ik haar op de tweede rij in het publiek.