Corona heerst. We gaan allemaal dood. Binnenkort leeft niemand meer. De evolutie huilt. Zij kan opnieuw beginnen. Een mens kweken duurt even. Zelfs als je het al eens hebt gedaan.
Over 5 miljard jaar zijn er weer mensen. Eindelijk zal ons huis een nieuwe eigenaar vinden. Vanuit hemel of hel een huis verkopen is moeilijk zat. Gezeik over gebreken kun je beter voor zijn. Ik moet aan de slag. Nu ik nog leef.
Klussen dus. Ons dakraam roept al. Zij is niet alleen. Ze gilt wel het hardst.
Ons dakraam heeft pijn. Al jaren. Ze geeft mij de schuld. Ik moet haar beter afsluiten. Als zij op een kier staat, hebben stormen vrij spel. Zij geselen en folteren haar. Nu heeft ze last van haar scharnieren.
Ons dakraam en haar pijn. Als een echte dokter hoor ik haar geklaag geduldig aan. Met mondkapje op. Dat moet in deze tijd. Ik onderzoek mijn patiënt. Goed nieuws. Ik kan haar scharnieren helen. Het vergt een operatie. Geen moeilijke. Beetje buigen, beetje rechtslaan. En dan de boel stevig vastzetten.
De operatie begint. Ik stuit op een complicatie. De scharnieren zitten vast met een raar iets. Het is geen spijker, geen bout en geen schroef. Ik weet het niet. Google wel. Een popnagel. Die sla je er niet in met een hamer. Dat doe je met een tang.
Wie heeft zo'n tang? Mijn vader. Natuurlijk.
Het botert niet tussen de tang en mij. Hij luistert niet, doet niet wat ik wil. Hij maakt me boos. Ik wil hem slaan. Wie niet luistert, moet voelen. En wie niet voelt, moet dood. Een tang voelt niet. Helaas. Nu is hij dood. Ik heb hem gesloopt. Vermoord. Per ongeluk. Echt waar.
Ik koop een nieuwe tang. Deze is lief. De popnagels vliegen er in. Binnen tien minuten zijn de tang en ik klaar.
Ons dakraam is gelukkig. Blij dat de operatie geslaagd is.
Ik ben ook blij. Afstrepen deze klus. Nog een paar te gaan. Ik pak mijn kluslijst erbij. En zie daar. Het eerste teken van de nieuwe evolutie. Mijn lijst leeft. Hij groeit.