Het water stroomt. Het bad loopt vol. Voorzichtig rimpel ik het water met mijn grote teen. Vervolgens plof ik zonder aarzelen mijn getergde lijf in het hete water. Apologetisch omhult het me, alsof het de kilte van de buitenwereld compenseren moet. Ik geef me over. Langzaam worden het water en ik één. Rood. Dood.
Op wandel met mijn kleindochter stopte ik bij een huisje, waar vroeger een man woonde die nooit naar de supermarkt moest gaan om vlees te kopen, omdat hij zijn eigen varkens kweekte. Ik vertelde...