Ogen nog halfdicht, wordt er ineens abrupt gestoord. ‘Waar wacht je op Steef? De tijd dringt man!’
Stefan kijkt op zijn wekkerradio. Hij had natuurlijk allang uit bed moeten zijn, maar vindt dit onnodig.
‘Belangrijke dag jongen, geen tijd te verliezen!’
‘Ja-ha, weet ik, doe eens kalm aan… Ik heb nog zeker vijf minuten.’