Waar ben ik?
De geur van verrotting dringt mijn neusgaten binnen. Ik voel een zwaar gewicht op mij.
Iets glibberigs meandert langs de binnenkant van mijn dijen. Moeizaam open ik mijn rechteroog. Een dode man op een baar: zijn hoofd rust op een neksteuntje.
Vaarwel, de dood heeft mij voor altijd en eeuwig lief.