'Haast je,' zegt zij, 'je bent aan het dromen.'
'Ik weet dat ik droom,' zegt hij. 'Ik zie jou weer.' Hij neemt haar hand vast. 'Er is geen nood tot haast. Ik zie je nu, toch?'
Ze glimlacht, straalt.
'Ik wou dat ik nog steeds daarvoor mocht leven,' zegt hij. 'Jouw glimlach.'
Ondanks zijn brute gedrag mist ze hem. In de spiegel en ziet Jo de bijna verdwenen blauwe plekken. Treurige ogen kijken haar aan. Als ze later in de kamer zit hoort ze gemorrel van een sleutel .De...