Jemig, wat is het druk in de stad. Het is dringen bij de broodjeskraam. Afstand houden, ho maar. De verkoper staat, zonder mondkapje, de broodjes klaar te maken, graaiend met blote handen in het beleg.
‘Mevrouw, zegt u het maar.’
‘Eh’ stamel ik, gefascineerd door dit schouwspel, ‘doe mij maar een broodje gezond.’
Hij rent hard door het vers gemaaide gras. Gaat abrupt in de ankers als hij haar ruikt. Zoekt haar en vindt haar. Zijn neus vertelt hem dat ze hier enige tijd geleden geweest is. En het gaat goed...