Schijnheilig
In de eetzaal was het stil. Overal zag ik gevouwen handen en vrome gezichten. De dankzegging ging gepaard met een onuitgesproken gevoel van trots. Zelf zag ik alleen maar verminkte lijven en niets maar dan ook niets om trots of dankbaar voor te zijn. Wat een schijnheilig gedoe, dacht ik.