‘Mama, Cavia wil niet met me spelen.’
‘Hij slaapt.’
‘Zijn buik gaat niet op en neer.’
‘Cavia is dood.’
‘Heb jij Cavia doodgeslagen, net als die mug?’
‘Natuurlijk niet, jongen.’
‘Moet Cavia onder de grond, net als opa ?’
‘Straks begraven we hem.’
‘Mag hij naast opa liggen, dan is hij meer niet alleen.'